“Vanaf 1993 woon ik op deze plek. Niet op deze woonark, maar op een andere die hier lag. Vanuit Amsterdam ben ik naar hier verhuisd naar een prachtig schuitje. Ik wilde altijd al op het water wonen, van kinds af aan.
Ik had in die tijd een vriend in Zeist en ik kachelde dus met de bus van het centraal station naar Zeist en dan kom je hier langs. En op een zondag, dat weet ik nog, ging ik terug en toen lag dat bootje naar mij te knipogen. Toen dacht ik: ‘oooh wat een plekje, wat een bootje, zoiets voor mij.’ En in die week toen belden mijn ouders: ‘Wij hebben een bootje te koop zien staan, ga je mee kijken’. En dat was precies die ik had gezen. Het was voorbestemd. Nou, daar heb ik van ’93 tot 2002 op gewoond en toen kreeg ie toch wel kuren, want het was een stalen bootje, superromantisch, maar er zat een asbestkachel in, en een hoop roest bovendien, en de nodige werfbeurten waarvoor ik met m’n hele hebben en houwen naar toe moest. Maar d’r zat ook een vergunning op voor groter en beter, en van beton. Dus in 2001 heb ik die laten bouwen en in 2002 is de oude boot weggegaan met pijn in mijn hart en is deze nieuwe gekomen.
Dit is natuurlijk een prachtige plek. Mensen noemen dit ook wel de mooiste plek van Utrecht. Ik vind dat ook wel, want het is natuurlijk uniek dat je in de buitensingel ligt. ‘Mijn groene paleis’ noem ik het altijd.
Zeker als je daar op de steiger zit en je ziet die enorme boompartij. Een uitloper van het Zocherplantsoen is dat nog. Het is hier wel drukker geworden. Ik heb natuurlijk dubbel glas en ik lig laag, dus het stadsgeruis gaat eigenlijk langs mijn heen. Ik heb er geen last van. Zondag en zaterdagochtend is het hier muisstil, dat is heerlijk en het enige waar ik dan van baal op die mooie zaterdag en zondagochtend is dat die stomme stoplichten daar op de hoek tikken. Tik tik tik als het rood is en tikketikketikketik als het op groen staat en er loopt geen blinde langs, echt waar.
Toen ik hier in ’93 kwam was het bijna of je in een prentenboek woonde. De wallenkant groen, het water donker, en de zwanen kliefden daar wit door heen. Ik zeg het maar even poëtisch omdat het zo was. Ik had hier eenden, die sprongen zo bij mij op mijn plaatsje, aten uit mijn hand, meerkoeten, waterkippen … De waterkippies zijn nu weg. De zwanen komen niet meer, omdat het hier zo druk is geworden qua vaart. Vroeger was het alleen de rondvaartboot van Schuttevaer, toen kwamen daar de Lovers-boten, die glazen kassen. Toen de Bobby lotus, één van de eerste grote sloepen en daarna is het een hausse geworden van particuliere vaartjes eindigend met die mega-populaire elektrische boten die er nu ook liggen. Je hebt de suppers, de waterfietsen en de sloepers. Zelfs zwemmers zijn er bijgekomen.Zwom opeens de burgemeester langs, tijdens de SingelSwim. Dag mevrouw! riep-ie.
Utrecht vanaf het water is prachtig, maar het is natuurlijk een beetje een suf, klein rondje. Daarom vind ik et fantastisch dat het open is. Je kunt nu al een stuk rond, daar bij de Bemuurde Weerd helemaal tot Tivoli-Vredenburg. En nu stopt het mog bij die prachtige Tiffany-toren, noem ik het maar even, en ik kan niet wachten tot het daar ook open is. Ik vind het nu al leuk bij het politiebureau waar ze die houten horecatent hebben neergezet met die fontein. Meer allure voor Utrecht. Ziet er heel strak uit.”